Gropello Cairoli – Pavia

Vandaag loop ik naar Pavia, een korte etappe van ca.17 km. Voor ik vertrek ontbijt ik met Stefan. Het wordt een zomerse dag. Ik loop het dorp uit en passeer daarbij een snelweg. Door de landerijen loop ik in een uur naar Villanova d’ Ardenghi. Het is een verrassing dat er een bar is. Ik ga er binnen en drink koffie. Ik koop melk en ga dan weer verder. Ik kom bij de rivier Ticino. Als ik over de dijk loop is het net of ik het Grote Rivierenpad loop. Hoewel het mogelijk is langs de rivier te lopen, blijf ik op de dijk. Het is inmiddels behoorlijk warm geworden . ik passeer een paar kleine gehuchten die aan de voet van de dijk liggen. Als de dijk verder van de rivier gaat, ga ik het pad lopen door de bebossing langs de rivier. Het is fijn nu in de schaduw te lopen. Als ik aan de overkant van de rivier de eerste bebouwing van Pavia zie, ga ik op een bank zitten en neem wat brood met kaas als lunch. Als ik na de pauze verder ga, komt een vrouw met rugzak me tegemoet lopen. We maken een praatje. Ze wandelt graag en doet dat in de weekenden dan ook. Ze werkt nog dus geen tijd voor lange tochten. Als we verder gaan roept ze: Buon Camino. Ik ben al snel daarna bij de karakteristieke brug over de Ticino die rechtstreeks leidt naar de binnenstad van Pavia. Ik loop naar het informatie punt en aan de jonge vrouw achter de balie vraag ik een slaapadres. Ze heeft meteen een plek in een B&B. Als ik mijn naam noem vraagt ze waar ik vandaan kom en vertelt dat ze vanmorgen met het vliegtuig is aangekomen uit Peru. Ik loop naar het adres dat ze me heeft gegeven. Even later sta ik onder de douche. Als ik daarna naar de stad loop om wat te kijken zitten de twee Italiaanse vrouwen Regina en Annamarie onder een boom op een bank. Ze begroeten me met een omhelzing. Daarna vertellen ze dat ze het opgeven en stoppen met de tocht. De komende dagen volgen een paar etappes in de 20 km en dat zien ze, gezien de warmte niet meer zitten. Het besluit is genomen. Ik wens ze goede thuisreis en neem afscheid van ze. Ik ga de stad ik en bewonder de Dom. In de immense ruimte klinkt orgelmuziek. Ik kan niet ontdekken waar het vandaan komt. Als ik bij een tafel met folders kom houdt de muziek op. Er komt een tengere jonge vrouw naar me toe. Ze vraagt of ik iets wens. Ja, zeg ik, dat je weer gaat spelen op het orgel. Ze lacht wat verlegen en even later vult de Dom zich weer met de door haar geproduceerde klanken. Ik verlaat de Dom en loop door de levendige straten naar het Piazza Carmine. Daaraan staat een mooie bakstenen kerk. Ik kijk in de kerk en vind hem mooi. Het schip is mooi van eenvoud. Rond het altaar is een hoop versierd wat afbreuk doet aan de schoonheid. Ik verlaat de kerk en loop terug naar de kamer. Ik maak onderweg nog een schets van de brug. Als ik aankom zegt de gastvrouw dat er in de andere kamer ook een pelgrim zit. Ze laat me een kopie van zien paspoort zien. Het is geen bekende. Op de kamer ga ik mijn verslag maken. Tegen etenstijd ga ik op aanraden van Angela, de gastvrouw, naar het naastgelegen restaurant waar een maaltijd voor pelgrims wordt geserveerd. Ik zit met Emil aan tafel. Hij is oorspronkelijk Pools maar woont sinds 1990 in Duitsland. Hij slaapt op de kamer naast mij. Bij het verlaten van het restaurant staat Stefan ineens naast me. Hij slaapt aan de overkant van de straat. Hij blijft morgen in Pavia. Ik ga met Emil naar ons onderkomen. Daar drinken we buiten op het terras koffie. Dan ga ik slapen.