Fraga-Alcarras

Na een ontbijt is het 7.00 uur als ik het hotel Casanova verlaat. Het is zondag en er heerst rust. Ik loop de brede Av. de Madrid uit naar de brug over de Rio Cinca. In de bedding scharrelt een beest met snuit. Ik weet niet wat het is. Ik denk aan een tapir.

Na de brug loop ik langs de N2 omhoog tot bij een grote begraafplaats. Wanneer ik even stil sta, zie ik een opvallende figuur omhoog komen. Het is een man in een zwarte pij die fladdert in de wind. Bovendien loopt hij met een staf. Ik spreek hem aan. Het is een Poolse priester die ook de Camino Ignaciano loopt. Hij volgt de weg i.p.v de route. Als ik zijn naam vraag, noemt hij zich Ignatius. Zijn kerk staat in Noord Polen, op een schiereiland bij de Duitse grens en de Oostzee. Ik maak een foto van hem. Dan loopt hij fladderende verder. Waarheen wist hij nog niet.

Ik volg de route die nu van de we af buigt het heuvelland in. De zon krijgt de overhand waardoor er mooie uitzichten zijn. Dan bereik ik een heel groot bedrijventerrein. Het lijkt of de wegen en de gebouwen nieuw zijn. Vanwege de zondag is er totaal geen activiteit. Het is er leeg en stil. Ik loop het terrein door tot aan het eind de route via een rotonde een landweg in gaat.

Ik heb inmiddels 2 uur gelopen en zoek in de schaduw een rustplaats. Na de pauze loop ik een stuk over een parallelweg langs de snelweg. Dan sla ik af een fruitteelt gebied in. Ik zie perziken, pruimen en noten. De weg gaat omhoog. Ik krijg gezelschap van een zwerfhondje. Ik ga een berg over en daal weer af. De hond blijft me volgen. Als hij achter de konijnen aan jaagt, die hij nooit vangt, komt hij braaf weer naast me dribbelen. Het lijkt een kooiker hondje. Ik passeer een rotonde en even later is het tijd om te lunchen.

In de schaduw van een pijnboombos ga ik in het gras liggen. Terwijl ik eet blijft de hond op afstand. Ik doe even de ogen dicht. Als ik ze weer open doe, is de hond verdwenen. Het laatste stuk naar Alcarra loop ik langs de weg die naar Lerida gaat. Even denk ik door te lopen maar de warmte doet me daar vanaf zien.

De kerk van Alcarra heeft een kapotte toren vol ooievaarsnesten. Ik loop de hoofdstraat in en ga op een terras zitten. Ik vraag aan de vrouw van de bar om tapas en bier. Ze heeft geen tapas maar brengt me toch met het bier wat te eten (brood, ham, kaas). Wanneer ik vraag naar een slaapplaats, verwijst ze naar het hotel Can Peixan. Ik loop er heen en zie dat de hekken dicht zijn. Een passerende man maakt duidelijk dat er nog een achteringang is. Ik ga er heen en even later heb ik een kamer. Ik stap meteen onder de douche en ga daarna een siësta houden.

Vervolgens schrijf ik mijn verslag en lees wat interessante artikelen die Mariette me toestuurt. Daarna ga ik de stad in. De kerk is gesloten. Ik stel vast dat er veel Afrikaanse mensen in de stad zijn. Ik loop naar een plein waar de Afrikaanse mannen bij elkaar zijn gekomen. De enkele vrouw die ik zie is in typische kleurige klederdracht gekleed. Dan ga ik terug naar Bar Dimi waar ik ook zat toen ik Alcarras binnen kwam. De jonge vrouw die me bediend is Lets en spreekt Engels. Ik bestel een pizza en laat me vertellen dat de Afrikaanse mensen in de fruitteelt werken. Na het eten ga ik naar mijn kamer.